Waarom gedragen we ons zoals we doen als we pijn hebben? In dit artikel ga ik dieper in op typische varianten van gedrag die vaak samengaan met chronische pijnklachten. Je ontdekt welke ‘functie’ dit gedrag voor de patiënt heeft en aan welke interventies je kunt denken voor jouw behandeling.
De functieanalyse
Waar de betekenisanalyse te maken heeft met de overtuigingen die we hebben, heeft de functieanalyse alles te maken met ons gedrag. De functieanalyse komt voort uit de experimenten die Skinner al in de jaren ‘40 van de vorige eeuw uitvoerde. In veel experimenten leerde hij dieren (bijvoorbeeld duiven) bepaald gedrag uit te voeren. Een voorbeeld is dat een duif eten kreeg wanneer deze bij een groen lichtje op een hendel drukte en een kleine schok wanneer de duif tijdens het branden van een rood lampje op een knopje drukte. Na verloop van tijd drukten de duiven alleen nog tijdens het branden van een groen lampje op een knop. Je kunt dit als volgt weergeven:
Groen lampje → Op hendel drukken → Voedsel
Rood lampje → Op hendel drukken → Schok
Meer algemeen zou je kunnen zeggen:
Situatie → Gedrag → Gevolg (positief en negatief)
De kern van operante conditionering is dat bepaald gedrag (zowel) positieve en negatieve gevolgen heeft. Iemand voelt zich beloond en/of gestraft voor bepaald gedrag. Het interessante is dat vermijding ook gedrag is. De duif heeft bijvoorbeeld iets geleerd over het rode lampje na een aantal schokken:
Rood lampje → Niks doen → Geen schok
De duif wordt als het ware ‘beloond’ voor het vermijden van het drukken op de hendel, omdat deze dan geen schok krijgt.
Functie als gevolg van betekenis
In mijn artikel over de betekenisanalyse ontdekte je dat mensen in staat zijn overtuigingen te koppelen aan (voorheen) neutrale stimuli, een ontdekking van Pavlov die we ‘klassieke conditionering’ noemen. We kunnen leren dat bepaalde bewegingen, houdingen of zelfs gedachten en emoties gevaar representeren en als gevolg daarvan pijn, of andere emoties, ervaren. Het voorbeeld dat ik gaf was iemand die heeft ‘geleerd’ dat een bepaalde houding van de rug samenhangt met fysieke schade (gevaar) en als gevolg daarvan meer pijn kan ervaren en zich meer gespannen voelt.
De oplettende lezer zal misschien al bedacht hebben dat in het voorbeeld van de duiven, de duif een bepaalde betekenis heeft toegekend aan de rode lamp. De duif kent de betekenis van de aankomende schok toe aan de rode lamp en als gevolg van de nieuwe betekenis drukt hij niet meer op de hendel.
Terug naar onze patiënt. Stel dat we het eerder gebruikte voorbeeld van rugpijn hanteren. Onze patiënt heeft het idee dat een bepaalde houding van de rug voor hem schadelijk is (de betekenis). Als gevolg daarvan doet hij zijn best om deze houding in het dagelijks leven te vermijden.
Situatie: Dagelijks leven → Gedrag: Gebogen rug mijden → Gevolgen
Anders dan de situatie met de duif zijn de gevolgen op dit moment wat complexer. We zien hier zowel positieve als negatieve gevolgen. Deze zouden als volgt (niet uitputtend) genoemd kunnen worden:
Positieve gevolgen: Geen pijn (korte termijn)
Negatieve gevolgen: Deconditionering (lange termijn), meer pijn (lange termijn), verlies van kracht (lange termijn), minder plezier, kinderen niet kunnen tillen, neerslachtig, angst neemt toe.
De directe beloning is duidelijk, (vermoedelijk) minder pijn op het moment zelf. Echter, op de lange termijn bekrachtigt de patiënt met dit gedrag keer op keer dat er iets mis is met zijn rug. Hij zet zichzelf op de weg naar een toename van sensitisatie en pijn door de continue vermijding.
Kenmerkende gedragspatronen bij pijn
Iedereen laat verschillend gedrag zien, maar er zijn zeker enkele gedragspatronen die bij pijnklachten vaak voorkomen. De bekendste zijn vermijding van activiteit en overbelasting. Vermijding werd in de vorige functieanalyse al omschreven. In algemene zin zou je bij vermijding kunnen stellen:
Situatie: Dagelijks leven → Gedrag: Bewegingen die geassocieerd worden met pijn/schade vermijden → Gevolg: + Minder directe pijn, - Op lange termijn meer pijn en verslechtering fysieke conditie.
De beloning is minder directe pijn, de straf een grotere kans op sensitisatie, deconditionering en het terechtkomen in een negatieve (fysieke) spiraal.
Bij overbelasting is er iets interessants aan de hand, want veel patiënten weten dat ze bij overbelasting pijn krijgen (direct of uitgesteld) maar doen het toch. Waarom? Daarvoor moeten we inzicht krijgen in de gevolgen:
Situatie: Dagelijks leven → Gedrag: Overbelasten → Gevolgen: + Beter gevoel over zelf (korte termijn), + activiteiten gedaan krijgen, - Meer pijn (direct en op lange termijn)
Overbelasting heeft vrijwel altijd met het zelfbeeld van de patiënt te maken, de ‘beloning’ is dat iemand zich even normaal voelt, mee kan doen met de rest, zich even niet zielig voelt, voldoet aan verwachtingen (van zichzelf of anderen) en ga zo maar door. Wat de patiënt op zo’n moment denkt en voelt, kun je eventueel in een betekenisanalyse uitwerken - in die zin sluiten functie- en betekenisanalyses vaak mooi op elkaar aan.
Klinische toepassing
Zowel de betekenis- als functieanalyse geeft patiënten inzicht in hun eigen overtuigingen en gedrag. Bewustwording is een belangrijke eerste stap in het veranderen van gedrag. Het in kaart brengen van gedrag, maar ook vooral de gevolgen, maakt inzichtelijk wat er precies gebeurt op de ‘moeilijke momenten’. Het geeft ook een bepaalde voorspelbaarheid, waardoor patiënten makkelijker in hun eigen leven leren herkennen wanneer ze gedrag uitvoeren dat uiteindelijk ineffectief is.
Uiteindelijk kun je op alle drie de aanknopingspunten interventies bedenken.
Situaties: Sommige situaties kun je uit de weg gaan, omdat ze ongezond zijn bijvoorbeeld. Iemand kan besluiten een tijdje niet naar voetbal te gaan, omdat hij zich daar toch laat gaan en weer overbelast. Of anders: iemand kan bepaalde situaties juist opzoeken, bijvoorbeeld een wandelclub. Of in de situatie maak je aanpassingen, door hulpmiddelen toe te voegen of weg te nemen.
Gedrag: Het belangrijkste onderdeel om op te focussen in therapie, is het gedrag. De patiënt zal moeten leren om bepaald gedrag weer aan te gaan en ander gedrag misschien juist uit de weg te gaan. Bijvoorbeeld wel gaan fietsen, maar niet direct een tourtocht plannen. Belangrijke gedragsinterventies bij chronische pijn zijn graded activity en exposure.
Gevolgen: Het inzichtelijk maken van de gevolgen kan patiënten motiveren om dingen anders aan te pakken. Vaak zijn we ons niet goed (genoeg) bewust van de negatieve gevolgen op de lange termijn. Sommige gevolgen kun je ontkrachten met educatie, als iemand bijvoorbeeld denkt dat bepaalde bewegingen op lange termijn schade zullen geven. Of je gaat in gesprek over het beeld dat patiënt zich een slappeling voelt als hij zichzelf niet overbelast.
Comments